De term ‘vrekkigheid’ ving ik voor het eerst op toen ik een jaar of tien was. In die tijd behoorde het wekelijkse bezoek aan mijn opa, een kolenboer op het Westfriese platteland, tot de hoogtepunten van mijn bestaan. Z’n handel liep matig, wat gelukkig niet ten koste ging van z’n humeur. Toch maakte ik één keer mee dat hij zich buitensporig opwond. Het betrof grote boeren die de rekening maar niet betaalden. ‘Rijke stinkerds!’ riep hij uit. ‘Weet je wat het is met die lui? Ze schijten niet voor elven.’ Een Freudiaanse wijsheid van het zuiverste water. Ach, mijn opa, nergens vond je iemand zoals hij.
