Niemand zo aardig als hij

Na een familiereünie vond ik in mijn archief een stukje waarin mijn grootvader Klaas Borst voor het voetlicht treedt. Het is een column die ik in mei 2008 schreef voor de website van De Telegraaf.

Hallo, hallo, wat stinkt hier zo

Geld stinkt niet, zegt het spreekwoord. En dat klopt ook, letterlijk en figuurlijk. Wat we ruiken zijn de mensen.

Bij de Nederlandsche Bank werd laatst [we schrijven dus mei 2008] een boek gepresenteerd met geldtips voor vrouwen. De doelgroep was ruim vertegenwoordigd. Exquise parfums verspreidden een weldadig aroma. ‘Pecunia non olet’, noteerde een dagbladjournalist prompt.

Pecunia non olet, geld stinkt niet, iedereen wil graag geld hebben ook al komt het uit een dubieuze bron.

Een mooie variant op het spreekwoord vinden we bij de schrijver Willem Frederik Hermans: ‘Geld stinkt alleen als het in andermans zakken zit.’

Geld stinkt ook letterlijk niet. Dat wil zeggen: het stinkt soms wel degelijk, maar nooit van zichzelf. De stank van geld is altijd afkomstig van de mensen die het in hun bezit hebben gehad.

Voor de globetrotter die Madagascar weleens aandoet, is kwalijk riekend geld een bekend fenomeen. De bevolking daar heeft de gewoonte bankbiljetten dicht op de huid bij zich te steken. De zweetproductie is op het tropische eiland flink aan de maat. Hierdoor ruiken de in omloop zijnde biljetten zonder uitzondering naar oksel. (Voor de liefhebbers: ze betalen op Madagascar met de ariary.)

Geld en onwelriekendheid – het kan wel niet anders of bij dit thema moet vroeg of laat de naam Sigmund Freud vallen. Freud is de grondlegger van de psychoanalytische theorie, die zegt dat er een innige band bestaat tussen geld en stront.

Weet je wat het is met die lui? Ze schijten niet voor elven.

Deze theorie houdt onder meer een visie in op vrekkigheid. Bij Freud worden gedragstypen altijd in verband gebracht met ervaringen uit de peuter- en kleutertijd. Ook met vrekkigheid gaat het zo.

Een vrekkig mens is volgens de theorie iemand die er als dreumes genoegen in schiep op de po flink te treuzelen met de grote boodschap en die in latere levensfasen in dit gedrag is blijven steken. En zoals het hem nog steeds zwaar valt afstand te doen van z’n drol, zo is het de vrek ook een lust z’n geld in z’n zak te houden.

De term ‘vrekkigheid’ ving ik voor het eerst op toen ik een jaar of tien was. In die tijd behoorde het wekelijkse bezoek aan mijn opa tot de hoogtepunten van mijn bestaan.

Hij was brandstoffenboer (tevens melkveehouder) in Groenveld, een buurtschap op het West-Friese platteland. Hij woonde op steenworp afstand van de molen die we zien op de uitgelichte afbeelding (in dit bericht terechtgekomen via Wikimedia Commons).

Z’n handel liep matig, wat gelukkig niet ten koste ging van z’n humeur. Toch maakte ik één keer mee dat hij zich buitensporig opwond. Het betrof grote boeren die de rekening maar niet betaalden. ‘Rijke stinkerds!’ riep hij uit. ‘Weet je wat het is met die lui? Ze schijten niet voor elven.’ Een Freudiaanse wijsheid van het zuiverste water. Ach, mijn opa, nergens vond je iemand zoals hij.